Rapporteur aan het woord

In deze rubriek doen rapporteurs verslag  van hun ervaringen bij het verrichten van een iMMO-onderzoek.

 

Harold Smits – psycholoog, en rapporteur vanaf de start van iMMO

Vanaf de oprichting van de organisatie is Harold Smits, psycholoog, als rapporteur bij iMMO betrokken. Daarvoor heeft hij een aantal jaren onderzoeken gedaan voor het MAPP (Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen).

In de MAPP-jaren verrichtte ik onderzoek in de hectiek van de eerste fase van de asielprocedure. Er was weinig informatie over de betrokken persoon. Het onderzoek richtte zich op de psychische problemen die mogelijk een beperking vormden bij het doen van het relaas over de gebeurtenissen in het land van herkomst.

Bij de iMMO-onderzoeken is er vaak meer informatie bekend over de betrokken persoon. Na een email van het bureau over het plannen van een onderzoek ploft er een dikke envelop op mijn deurmat: een dossier met medische en juridische informatie. Het lezen van de medische informatie (onderzoek door de FMMU, informatie van de huisarts en soms informatie van de GGZ) kost meestal niet zo veel moeite. De juridische informatie (rapporten van de IND, verweerschriften van advocaten, vonnissen van een rechtbank) daarentegen is voor mij een hele ‘kluif’. Ieder vak heeft zijn eigen jargon en formuleringen. Ik moet me altijd door formuleringen heen worstelen als: ‘dat wekt des te meer bevreemding daar…’ en ‘dat wringt eens te meer aangezien….’.

Op de dag van het onderzoek word je voorgesteld aan de persoon van wie je door het dossier al een bepaald beeld hebt opgebouwd. Spannend. Klopt het beeld dat ik heb met de persoon die ik voor mij krijg? Ook is het begin van het onderzoek altijd spannend, lukt het mij om het vertrouwen te krijgen? Dit is niet altijd zo logisch bij mensen die zich soms wantrouwen jegens de autoriteiten als overlevingsstrategie hebben eigen gemaakt. Verder worstel ik vaak met de opdracht om als rapporteur alle relevante details over de traumatische gebeurtenissen naar boven te krijgen. Zeker als je ziet hoeveel afkeer, pijn en afschuw de herinneringen aan de traumatische gebeurtenissen oproepen. Evenals bij de MAPP-onderzoeken zijn de verhalen van de mensen indrukwekkend. Indrukwekkend in de ellende die mensen hebben meegemaakt maar ook indrukwekkend in de veerkracht die mensen kunnen tonen om zich staande te houden. Na het onderzoek loop ik nog even binnen bij iemand van het bureau. Om te vertellen hoe het onderzoek is gegaan maar meestal ook om even ‘stoom af te blazen’. Met een hoofd vol uitspraken en beelden van de onderzochte persoon en enkele vellen vol aantekeningen ga ik daarna naar huis.

Bij het schrijven van het rapport moet ik proberen de verschillende ‘talen’ in een consistent rapport te integreren. In de eerste plaats is er de taal van de asielzoeker die aan mij zijn verhaal vertelt. Hoe worden psychische problemen door hem of haar gepresenteerd? Hoe heeft deze persoon de gebeurtenissen in het land van herkomst, de vlucht en het verblijf in Nederland beleefd? Daarnaast is er de taal van de psychologie en psychiatrie. Is er sprake van psychische problematiek die te classificeren is als een stoornis in termen van DSM IV of DSM V? Wat zijn de coping mechanismen van deze persoon? Tenslotte is er de juridische taal. Is er een relatie tussen de psychisch problemen en de vermeende traumatische gebeurtenissen die iemand in zijn asielrelaas heeft vermeld? Hoe sterk is die relatie en welke formulering past daarbij? Na veel puzzelen en enkele kladversies stuur ik uiteindelijk mijn definitieve versie naar het iMMO. Ik ben blij dat het rapport daarna kritisch beoordeeld wordt door een collega van het iMMO. Hierna wordt de definitieve versie naar de opdrachtgever, vaak de advocaat van de asielzoeker, gestuurd. Daarmee houdt mijn bemoeienis in principe op.

Af en toe krijg ik een terugkoppeling over de afloop van de asielprocedure van een van ‘mijn’ zaken. Ik moet dan diep in mijn geheugen graven en soms het verslag er nog eens op naslaan. Dat heeft vast te maken met mijn eigen coping mechanisme in het omgaan met alle indrukwekkende verhalen.

 

Frouke Procee – huisarts, en rapporteur vanaf 2014

Recent kreeg ik het bericht dat Sadiq (een gefingeerde naam) uit Ethiopië een verblijfsvergunning heeft gekregen. Hij is de man bij wie ik mijn eerste IMMO-onderzoek deed. Ik was onder de indruk van zijn verhaal. Hij had een moeilijke jeugd door uiteenlopende omstandigheden, hij had zijn school niet kunnen afmaken en onderging mishandelingen en martelingen nadat hij diverse keren gevangen genomen was. Uiteindelijk begon hij aan een levensgevaarlijke vlucht naar Nederland. Nu kan hij een nieuwe start gaan maken in een veilig land. Dat maakte me blij voor hem. Maar ik voelde ook twijfels. Hoe maak je een nieuwe start als jonge, ernstig getraumatiseerde analfabeet zonder netwerk in een land dat steeds minder gastvrij is?

Sinds een klein jaar ben ik rapporteur bij iMMO. Een logische beslissing voor mij. Ik ben arts met zowel ervaring in de tropen als in een asielzoekerscentrum. Ik voel me betrokken bij de doelgroep. Ik vind het bijzonder om me eens in de zoveel tijd te kunnen verdiepen in iemand die zijn land ontvlucht is. Een bijdrage aan een zorgvuldige asielprocedure is daarbij mijn doel. Een IMMO-rapportage kan daarin een belangrijke factor zijn.

Na het bestuderen van de vaak lijvige dossiers met een juridisch deel en een medisch deel, volgt een gesprek met de betrokken asielzoeker en een lichamelijk onderzoek. Soms lukt het in een tijdsbestek van enkele uren, soms moeten er vervolgafspraken worden gemaakt. Ik vind deze gesprekken indrukwekkend. Mensen vertellen tot in detail over wat ze is overkomen. De gruwelijkste martelingen en vernederingen, hortend en stotend komt het er uit, met veel emoties. Soms is er totale ontreddering. Maar ze vertellen ook over mooie herinneringen aan de tijden van voor alle ellende begon in het land van herkomst. Zo vertelde Sadiq beeldend over de prachtige heuvels in het gebied waar hij opgroeide en hoe hij kon genieten van de mooie zonsondergangen. Het contact met de tolk is in deze gesprekken van wezenlijk belang.

Vaak word ik na afloop bedankt voor de rust, ruimte en tijd die ik genomen heb om iemand zijn verhaal te laten doen. Voor sommige mensen helpt het in de verwerking van wat ze is overkomen. Dat alleen al is voor mij de moeite waard.

Het schrijven van het verslag van het gesprek en onderzoek is een hele kluif. Gelukkig is er vanuit het IMMO kantoor alle ondersteuning en mogelijkheid tot vragen stellen en de beroepsmatige reflectie. De studiedagen en intervisiebijeenkomsten bieden de mogelijkheid ook met andere rapporteurs ervaringen uit te wisselen. Al met al is het traject van een rapportage een intensieve periode van bezig zijn met één iemand. Een mens die door omstandigheden in een situatie terechtkwam die je niemand toewenst. Ik wens Sadiq alle sterkte en kracht en een mooie toekomst in Nederland.

 

Mieke Beuse – klinisch psycholoog, en rapporteur vanaf de start van iMMO

De vraag om iets op te schrijven over mijn ervaringen met forensisch medisch onderzoek voor iMMO heeft me aangezet om weer eens stil te staan bij de vraag wat maakt dat ik dit werk doe.

Acht jaar geleden kwam ik in aanraking met het MAPP (Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen). Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst werd me duidelijk dat ik met mijn expertise in psychodiagnostiek daar een zinvolle bijdrage zou kunnen leveren. In 2012 ben ik, in vervolg op dit werk, bij iMMO rapporteur geworden.

Het verrichten van forensisch psychologisch onderzoek is iets wat ik altijd heel leuk vind om te doen. Ik zie het als een soort legpuzzel waarbij je op zoek moet gaan om met alle losse stukjes tot een logisch en begrijpelijk geheel te komen. In een iMMO-onderzoek proberen we te achterhalen of het aannemelijk is dat de psychische klachten van de betrokkene zijn voortgekomen uit het gestelde asielrelaas. Ook beoordelen we of deze psychische problematiek ten tijde van de eerdere asielgehoren het vermogen om een compleet, coherent en consistente verklaring af te leggen, beïnvloed heeft. Als sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is het afleggen van een eenduidige verklaring meestal niet echt mogelijk. Het onderzoek betekent dat we met de betrokkenen teruggaan naar de gebeurtenissen die hebben geleid tot de asielaanvraag. We vragen dit zeer gedetailleerd uit. Dat kan heel heftig zijn voor de betrokkenen. Het kan iemand weer helemaal terugbrengen in de traumatische situatie van toen, waarbij ook alle gevoelens van toen weer herbeleefd worden.

Hoe ingrijpend elk verhaal ook is, gelukkig heeft niet iedereen die ik heb onderzocht een posttraumatische stressstoornis. Dat klinkt misschien gek maar ik vind dat ook prettig. Het toont aan wat een enorme veerkracht mensen kunnen hebben. Wat mij het meest opvalt bij de mensen bij wie ik onderzoek doe, is hun enorme eenzaamheid en gevoel van verlatenheid. Het Angolese meisje dat ik vorige maand onderzocht, verwoordde dit door uit te spreken dat ze het gevoel had dat God haar had verlaten. Ik denk dat dit gevoel mij blijft motiveren om de onderzoeken te doen. Ik vind het belangrijk dat mensen in hun asielaanvraag een eerlijke kans krijgen en dat ik daar mijn steentje aan kan bijdragen door een objectief en onafhankelijk forensisch medisch onderzoek te doen.

 

Fokko de Vries – arts, en rapporteur vanaf start iMMO

In het verleden werkte ik als tropenarts en als vrijwilliger bij de Kruispost, een medische hulppost op de Amsterdamse wallen voor “ongedocumenteerden”. Via de Medische Onderzoeksgroep (MOG) van Amnesty International kwam ik terecht bij iMMO. Dit werk heeft een ander karakter want ik ben in dit geval geen behandelend arts en de cliënt is ook niet mijn patiënt. Het is mijn taak om naar eer en geweten onderzoek te doen naar psychische en lichamelijke klachten in relatie tot traumatische gebeurtenissen in het thuisland, zoals de cliënt deze verwoordt. De onderzoeken zijn iedere keer weer een uitdaging.

Vervolg nieuwsbrief 26 juni 2014
Het begint met de wederzijdse kennismaking en uitleg over het doel van het onderzoek. Cliënten zijn vaak angstig en wantrouwend en er is begrijpelijke weerstand om voor de zoveelste keer aan een onbekende het verhaal te vertellen. Traumatisering leidt vaak tot problemen met geheugen en concentratie en daardoor is het niet altijd goed mogelijk een chronologisch en coherent verhaal boven water te krijgen. Het is een proces van doorvragen en in de diepte gaan. Ik weet dat dit pijnlijk is voor de betrokkene, doch het kan soms net het verschil maken in het verdere juridische proces. Het gebeurt ook dat cliënten bepaalde details aan mij voor het eerst vertellen. Dit betreft dan redelijk vaak cruciale informatie die in eerdere gehoren en rechtszaken niet aan de orde is geweest. Ik wil geen oordeel vellen over de kwaliteit van ons rechtssysteem, maar dit geeft wel te denken. Het onderzoek eindigt met het littekenonderzoek. Dit is omgeven met gevoelens van schaamte en een directe confrontatie met doorstane mishandelingen.

Na het onderzoek probeer ik mijn bevindingen vast te leggen binnen het raamwerk van het Istanbul Protocol. Er wordt van mij een oordeel verwacht over de mate van causaliteit tussen de psychiatrische en lichamelijke bevindingen en de door de cliënt vertelde gebeurtenissen. Dit is geen gemakkelijk opgave. Het is een proces van kneden, boetseren, afstand nemen en herformuleren. Is het litteken nu “zeer consistent” of juist “typerend?”. Ik voel hierbij een grote verantwoordelijkheid. Enerzijds heb ik geen behoefte om de cliënt aan een verblijfsvergunning te helpen. Anderzijds wil ik dat er maximaal recht gedaan wordt, zodat uiteindelijk de rechter een gewogen oordeel kan vellen op basis van een zo volledig en waarheidsgetrouw mogelijk rapport. Het is ook altijd goed dat een ervaren arts – die de cliënt niet gezien heeft – meeleest en feedback geeft.

Soms heb ik twijfels aan het verhaal omdat het te absurd lijkt. En toch is er in vele verhalen dezelfde structuur. Cliënten worden opgepakt omdat ze op de verkeerde plaats en tijd de verkeerde persoon tegenkomen. Dan volgt meestal detentie met mishandeling. Vrij plotseling komen ze dan weer vrij omdat een bewaker medelijden met ze krijgt of omdat zich een ontsnappingskans voordoet. Vervolgens komen ze via mensensmokkel in Ter Apel terecht. We zien daarbij uiteraard alleen die cliënten die het kunnen navertellen, dit is het topje van de ijsberg.

Het doen van een onderzoek raakt me emotioneel en gaat gepaard met gevoelens van onmacht en boosheid. Dit werkt dan een paar dagen door. In mijn eigen huisartsenpraktijk heb ik altijd de eerste dagen moeite om weer geduld en empathie op te brengen voor patiënten met één dag keelpijn of een kalknagel. De contrasten met het gewone werk zijn dan ook erg groot. Ooit bracht ik een cliënt na een onderzoek naar het treinstation. Beiden onder de indruk van het traumatische verhaal keken we naar de mensen die onbezorgd op de terrasjes zaten. Ik herinner me ook de cliënt die met zomerkleren en een lege maag hartje winter voor het onderzoek kwam. We gaven hem wat te eten terwijl hij onrustig op de stoel zat te wiebelen wegens pijnklachten na rectale verkrachtingen. Dit zijn contrasten die bijblijven.

Na afloop van het onderzoek gaat de cliënt terug naar zijn sobere regime in een AZC of naar de opvang van illegalen. Zonder geld en familie in een vreemd land, overgelaten aan zijn demonen van fysieke pijn en herinneringen aan mentale kwellingen.

Het maatschappelijk draagvlak om deze mensen te helpen neemt af. Ik las recent dat er sinds het jaar 2000 ruim 23000 bootvluchtelingen zijn verdronken tussen Afrika en Europa. Het haalt nog nauwelijks de krant. Men zegt dat de wereld steeds meer een “global village” wordt. Ik geloof er niets van. In een dorp zorgt men voor elkaar. De reden dat ik vrijwilliger bij iMMO ben is dat ik een gebaar wil maken tegen de ziekte van deze en alle tijden: onverschilligheid.

 

Eefje Smits- GZ-psycholoog Oktober 2013

Even geleden ben ik gevraagd om een stukje te schrijven voor de nieuwe vaste rubriek in de nieuwsbrief van het iMMO, “rapporteur aan het woord”. Schrijven vanuit je ervaringen, het mag alles zijn.

Het doen van onderzoek is altijd een ervaring in een spanningsveld van weerstand en voldoening voor mij en van rolverwarring. Dat begint eigenlijk al meteen, als het dossier van het onderzoek arriveert. Het is weer een lijvig dossier, belangrijk om goed te lezen. Want in de vier uur die staat voor het daadwerkelijk onderzoek doen, wil ik wel goed de vraag kunnen toespitsen. OK, stukken lezen. Eerst maar de medische stukken, huisartsen dossier en brief van GGZ. Dat is de taal die ik spreek. Duidelijk verhaal, dit kan ik volgen. Dan volgt het dikke deel van het dossier.

Vervolg nieuwsbrief 24 oktober 2013
De stukken van de IND en de reacties van de advocaat. Het taalgebruik is droog en er staan zoveel ingewikkelde, niet zelden circulaire redeneringen in, die vaak ook nog in elkaar grijpen. De logica is op verschillende plekken ver te zoeken. Hier zit zo’n typisch spanningsveld. Ik voel de verleiding om de redeneringen te ontrafelen en de missers in logica aan te wijzen in mijn verslag, alleen, als psycholoog ben ik deskundig op het gebied van psychologische vraagstellingen en niet op het gebied van wetgeving. Niet doen dus. Echter, mijn psychologische inbreng moet toch een plek krijgen in een wereld van juristen. Wij spreken niet eens dezelfde taal, en moeten het toch zonder tolk doen.

Ik lees de gehoren, het is een dramatisch verhaal. Mensen die dit soort dingen meemaken en besluiten ver van huis en haard hun veiligheid, heil en toekomst te gaan zoeken. Ze hebben alle wind tegen en doen het gewoon toch. Ook dit is weer iemand, die al die stappen zet na zo diep geschonden te zijn. Hij verdient een goed onderzoek en een eerlijk proces. Hij verdient echter boven alles  rust, iets wat in een proces van het aanvragen van asiel niet te vinden zal zijn. Als psycholoog in mijn dagelijks werk, zou ik daar tijd en aandacht voor willen hebben. Dat is belangrijk als het gaat om verwerking en herstel. Als rapporteur van het iMMO moet ik echter afstand houden en me op mijn taak  richten. Er is slechts één kans om onderzoek te doen, tenslotte.

Het is maandag, de dag van het onderzoek dus op naar Diemen. Ik word als altijd erg prettig ontvangen. De aanwezigen kennen het dossier en denken mee. Hier zijn dan toch de tolken, mensen met kennis van juridische taal en de medische wereld. Het helpt de vraagstelling net wat scherper te formuleren. De onderzochte is er zelf nog niet, en door het dossier en de vraag te bespreken lukt het goed om de rolverwarring tussen psycholoog en rapporteur die op de onderzoeksdag altijd krijg, nog even te vermijden.

De onderzochte arriveert, we kunnen beginnen. Als altijd voel ik dan meteen de spanning. Ondanks de goede voorbereiding thuis en het voor bespreken van de vraagstelling op het kantoor. In de komende paar uur ligt de enige kans voor deze asielvrager om de medische en psychologische aspecten voor het licht te brengen en grote kans dat het voor deze persoon zelf niet te volgen is wat er nu precies te gebeuren staat. Aan mij de taak om goede uitleg te geven, een vertrouwelijke sfeer te creëren waarbinnen deze man open zal durven zijn maar daarnaast voldoende afstand te bewaren om als onafhankelijk onderzoeker op te treden. Dus ik heb mijn vaardigheden van psycholoog hard nodig, terwijl mijn taak die van rapporteur moet blijven. Is dat wel een opgave die te doen is? De onderzochte is een indrukwekkend vermoeide man, heel mager, doffe blik met een afwachtende houding. Hij vindt alles best en werkt lamgeslagen mee aan het onderzoek. In zo’n asielprocedure heb je je nu eenmaal te schikken. Het is één waas van gesprekken met vreemden. Afschuwelijk moet dat zijn. Het gesprek via een tolk is als altijd weer wennen. De cadans van een gesprek is onnatuurlijk, het tempo traag. Het contact tussen deze tolk en onderzochte is goed. Deze tolk luistert actief en maakt meelevende geluiden en knikt op de juiste momenten. Mijn gevoelsreflecties en begrip zijn als mosterd na de maaltijd maar toch lukt het om in gesprek te komen. Wat als altijd in het begin van een onderzoek bij me binnenkomt is dat enorm desolate gevoel. Zijn trauma en onthechtheid, het niet elkaars taal spreken, mijn focus op het doel en het onderzoek goed en volledig te doen, de tolk in het contact de schakel en barrière tegelijk. Echt contact is bijna niet goed mogelijk, terwijl je juist over hele persoonlijke zaken het naadje van de kous wil weten. Wat is dat toch een heftig gevoel, verstikkend. Zouden de anderen in dit gesprek dit ook voelen? Het drukt in ieder geval op mijn schouders. Nog drie uur te gaan. Ik zet door en doe mijn best, ik vraag en vraag door. Als de tijd om is, stop ik het onderzoek en ik vertrek weer naar mijn veel te comfortabele huis. Ergens in mijn achterhoofd knaagt het tijdens de hele rit naar huis. Het trauma van deze onderzochte is heftig, zijn psychische nood is groot. En hij moet weer terug naar het centrum waar hij woont met maar zeer beperkte mogelijkheden voor behandeling. Kan ik daarmee leven? Moet ik niet méér doen, ik ben tenslotte psycholoog en voel me ook verantwoordelijk. Ik ken het klachtbeeld nu een beetje, het is niet mals en was dit geen asielzoeker en ik geen rapporteur, dan zou ik zeker gaan handelen. Maar ja…..

Eenmaal thuis loop ik de aantekeningen en dossiersamenvattingen nog eens na, heb ik alle noodzakelijke aspecten uitgezocht? Ook hier ligt weer spanning, Een iMMO-onderzoek kan maar één keer worden ingebracht. En binnen dat onderzoek moet al het steunbewijs in kaart gebracht zijn. In die korte, korte tijd. Is dit eigenlijk geen onmogelijke taak, vraag ik me weer af. En als iedere keer vraag ik me ook nu weer af waarom ik dit blijf doen, het doen van onmogelijke taken is in de kern zo onprettig werken. Maar als ik mijn laptop erbij pak en ga schrijven, dan weet ik het weer. Met het gaan beschrijven van alle data en informatie, ontstaat er weer afstand. Het is een taak, ook al is hij niet perfect uit te voeren in deze omstandigheden, met een belang. Het is een interessante puzzel om als deskundige mijn bevindingen over te brengen en een duidelijke plek te geven in de rechtsgang. En daarmee kan ik een bijdrage leveren aan een eerlijker procesvoering. Het wordt gelezen en het wordt gevolgd en er worden stappen gemaakt. Dat voelt goed en dat is waar ik het voor doe.

 

Janus Oomen – Internist n.p. en medisch antropoloog, jarenlang verbonden aan de Medische Onderzoeks Groep van Amnesty  en vanaf het begin als rapporteur nauw betrokken bij iMMO. April 2013

Begin februari 2013 kreeg ik via iMMO van de asieladvocaat het bericht, dat zijn cliënt een A-status had gekregen. Ik moest de naam en de rapportage gaan opzoeken in mijn back-up.

Vervolg nieuwsbrief 26 april 2013
Het betrof er een, nog van de MOG, door Theo Benschop, aios psychatrie (thans iMMO-rapporteur), verricht – in twee sessies – in september 2011, onder supervisie van Wim Amptmeijer (thans iMMO-supervisor). De betrokkene, een man, was sinds 2009 in Nederland. Zijn trauma voltrok zich in 1985-1987 en herhaalde zich in 2009 naar aanleiding van een politieke demonstratie in een Oosters land van herkomst.

Het MOG onderzoek had plaats gevonden in een RIAGG, waar de behandeling van zijn PTSS dagelijks veel moeite kostte. Hij was erg achterdochtig en had bij zijn gehoor weinig durven vertellen, vanwege de ‘geïnternaliseerde’ dreigementen van het regime, dat zich nog steeds kon keren tegen zijn achtergebleven familie.  Hij was gemarteld door het aanbrengen van brandwonden, brute mishandeling en verkrachting. Er waren veel littekens, sommige 20 jaar oud en andere van 1 jaar geleden, waarvoor de onderzoekende psychiater medebeoordeling en advies vroeg aan Mireille van der Linden, dermatoloog en vervolgens aan mij, als meelezer. Ik was onder de indruk van de foto’s en de argumentatie van mijn collega. Met vereende krachten werd het een rapportage, waarmee de advocaat in 2013, vier jaar na het eerste gehoor, alsnog een asielstatus voor zijn cliënt in Nederland verkreeg. Een samenvatting van het onmogelijk ingewikkeld, niet uit te leggen, proces van de traumatisering in het land van herkomst, het vluchten na vele aarzelingen, de afwijzing van het asielverzoek, het wachten op  verlossing uit de onzekerheid, en de angst, die blijft in een leven als een nachtmerrie zonder ophouden.

Sinds 1994 ben ik vrijwilliger geweest voor dit type ‘onmogelijk’ medisch-mensenrechtelijk onderzoek, mij toen mogelijk gemaakt door Amnesty International. Ik doe ongeveer 5 rapportages per jaar en ik lees er hetzelfde aantal mee die het iMMO mij voorlegt. Iedere keer, als ik het bericht hoor dat rapportages van slachtoffers van marteling hun doel hebben bereikt, ben ik de organisatie dankbaar, die hieraan leiding geeft. Bij de MOG voelde ik de grote betrokkenheid en inzet van de Amnesty stafleden, die vrienden werden. Mensenrechten, waarmee mensen werkelijk recht werd gedaan. Tijdens de samenwerking, die in 2012  gevolgd is na de opname van de MOG in iMMO ontmoette ik een groot aantal nieuwe collega’s, medisch en psychologen, voor mij een verse impuls, met nog meer en betere intervisie en professionaliteit in een eigen structuur, die zich in een jaar tijd voorspoedig ontwikkelde. De afgelopen twee weken was ik bezig met een volgende rapportage, waarop ik moet zwoegen, ondanks de voortreffelijke voorbereiding van de iMMO-staf, goed geordend dossier, prima tolk, hartelijke steun van Mireille van der Linden, perfecte foto’s van de medisch fotograaf van het AMC. De reden, waardoor ik denk, dat ook deze rapportage weer een goede afloop zal hebben, is, omdat ik het kan voorleggen aan een arts en psycholoog, die mijn argumenten aanscherpen of verwerpen, zodat ik op het resultaat kan vertrouwen.